Omgaan met teleurstellingen

Omgaan met teleurstellingen valt niet mee, zeker niet voor kinderen. Iets graag willen dat niet...

Omgaan met teleurstellingen valt niet mee, zeker niet voor kinderen. Iets graag willen dat niet mag, dingen lopen anders dan gedacht of ondanks hard proberen wil het niet lukken… Voor je het weet, is je kind een brok frustratie. Je kunt dat niet voorkomen en dat is maar goed ook, want ook volwassenen krijgen te maken met teleurstellingen. Het is dan prettig als je daar als kind mee hebt leren omgaan. Maar hoe leer je dat?

Met vallen…
Zelf de wereld ontdekken, zichzelf ontplooien en leren wat je wel en niet kunt is belangrijk voor je kind. Laat je je kind zijn of haar gang gaan - waar nodig met jouw begeleiding - dan leert hij of zij omgaan met teleurstellingen. Dat lukt alleen als jij niet constant ingrijpt en iedere hindernis wegneemt. Je kind leert in veel gevallen zelf een oplossing te vinden. Dat zijn bij uitstek de momenten om je kind te begeleiden bij zijn of haar emotionele groei en te leren omgaan met emoties. Een kind met een grote emotionele intelligentie kan beter omgaan met eigen gevoelens, kan anderen beter begrijpen en maakt gemakkelijker vrienden. Hoe graag je het ook zou willen, je kind behoeden voor vallen, is geen goed idee. Helpen met opstaan wel.

… en opstaan
Wat doe je als je kind gefrustreerd is als iets anders gaat dan hij of zij wil en heel boos of verdrietig wordt? 
•    Benoem en erken de gevoelens van je kind.  ‘Je wilt heel graag televisiekijken. Je wilt dat zo graag dat je even niet kan bedenken wat je anders kunt doen en je bent boos dat het niet mag.’ 
•    Leg kort uit waarom iets niet mag, niet lukt of niet kan. Wees begripvol en duidelijk en ga niet in discussie. ‘Je hebt vandaag al eerder televisiegekeken, de tijd is om’ of ‘Je kunt niet langer buiten spelen, omdat het etenstijd is en we daarom nu binnen gaan eten.’ 
•    Bedenk met je kind een oplossing. De ene keer kun je je kind hier heel goed zelf over laten nadenken: ‘Hoe zou je het anders kunnen doen, zodat het misschien wel lukt?’ De andere keer moet jij het voor je kind doen. ‘Je kunt even niet iets anders bedenken dan televisiekijken. Je bent misschien moe en hebt daarom niet veel zin om te spelen. Zal ik je voorlezen?’
•    Je kind is het lang niet altijd eens met de situatie en dat hoeft ook niet. Ga er niet steeds opnieuw op in en blijf niet herhalen wat je hebt gezegd. Wel kun je zijn of haar gevoel opnieuw benoemen ‘Ja, je bent boos hè, dat mag’. Ook afleiden werkt vaak goed; begin over heel iets anders en voorkom dat je steeds weer de oplossing benoemt of zelfs nieuwe oplossingen bedenkt. Sluit het af zodat je kind het ook kan afsluiten.
•    Laat de boosheid of het verdriet van je kind er zijn. Wij bepalen niet voor anderen waar ze wel of niet verdrietig om mogen zijn, wat we er zelf ook van vinden. Je kind ervaart iets en daar ga je niet over in discussie of tegenin, maar zorg dat hij of zij zich serieus genomen voelt.
•    Geef je kind gewoon even een dikke knuffel. Je hoeft niet bang te zijn dat je daarmee zijn of haar gedrag beloont. Je laat zo zien dat je zijn of haar gevoelens erkent en je laat weten dat je er bent. Dat betekent niet dat je toegeeft, maar dat je kind ervaart dat je best boos of verdrietig mag zijn en ook leert zich erbij neer te leggen. En dat is wat je uiteindelijk wilt!

pleisters pleisters